ECLI:NL:CRVB:2019:2006
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M. ter Brugge
- J.M.M. van Dalen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de boete opgelegd wegens schending van de inlichtingenverplichting in het kader van bijstandsverlening
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de intrekking van bijstand en de oplegging van een boete aan appellanten werd behandeld. Appellanten ontvingen vanaf 9 februari 2010 bijstand op grond van de Participatiewet (PW). Naar aanleiding van een onderzoek door het Samenwerkingsverband Sociale Recherche Noord en Oost (NOG) naar mogelijke zwarte inkomsten van een inwoner van de gemeente, zijn waarnemingen verricht bij een autobedrijf waar appellant mogelijk werkzaamheden verrichtte. De sociaal rechercheurs hebben vastgesteld dat appellant op het terrein van het autobedrijf aanwezig was en dat hij daar werkzaamheden verrichtte zonder dit te melden aan het college, wat leidde tot de conclusie dat de inlichtingenverplichting was geschonden.
Het college heeft vervolgens de bijstand van appellanten met terugwerkende kracht ingetrokken en een boete opgelegd. De rechtbank heeft het beroep van appellanten tegen deze besluiten ongegrond verklaard. In hoger beroep hebben appellanten betoogd dat het college niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de schending van de inlichtingenverplichting en dat de verklaringen die zij hebben afgelegd niet als bewijs mogen worden gebruikt, omdat zij niet op hun zwijgrecht zijn gewezen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college aannemelijk heeft gemaakt dat appellanten de inlichtingenverplichting hebben geschonden. De Raad stelt vast dat de verklaringen van de eigenaar van het autobedrijf en de waarnemingen van de sociaal rechercheurs voldoende bewijs vormen voor de vaststelling van de boete. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de opgelegde boete van € 825,11 evenredig is aan de ernst van de overtreding en de omstandigheden van appellanten. De uitspraak is gedaan op 4 juni 2019.