Uitspraak
17.5061 WIA
OVERWEGINGEN
11 september 2015 een verzekeringsgeneeskundig onderzoek plaatsgevonden. Een verzekeringsarts heeft appellant lichamelijk en psychisch onderzocht en op 11 september 2015 rapport uitgebracht. De verzekeringsarts heeft appellant belastbaar geacht met inachtneming van de beperkingen die zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 11 september 2015. Een arbeidsdeskundige heeft vervolgens een rapport uitgebracht op 22 oktober 2015. De arbeidsdeskundige heeft vijf functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste lonen berekend dat appellant voor 34,21% arbeidsongeschikt is. Bij besluit van 23 oktober 2015 heeft het Uwv de WGA-uitkering van appellant met ingang van 24 december 2015 beëindigd omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
22 oktober 2015 betreft. Naar aanleiding van de brief van 28 januari 2016 heeft de gemachtigde van appellant op 8 april 2016 aan het Uwv laten weten dat de op de maatmanomvang betrekking hebbende bezwaargrond is komen te vervallen met wat de gemachtigde aanduidt als het nieuwe primaire besluit van 28 januari 2016. De overige gronden blijven gehandhaafd, aldus de gemachtigde.
28 januari 2016 maakt dan ook deel uit van de beslissing op zijn bezwaar, met als uitkomst dat weer een WIA-uitkering had moeten toegekend, aldus appellant. Appellant heeft nog expliciet en ten overvloede aan het Uwv bericht dat de betrokken bezwaargrond niet werd gehandhaafd. Het bestreden besluit houdt op dit punt dan ook geen heroverweging op grondslag van het bezwaar meer in, aldus appellant. Het bestreden besluit is volgens appellant tevens in strijd met het verbod van reformatio in peius en het vertrouwensbeginsel. Appellant heeft verder de medische beoordeling door de verzekeringsartsen bestreden. Volgens appellant heeft de beoordeling ten onrechte plaatsgevonden aan de hand van de standaard Verminderde arbeidsduur uit 2000 in plaats van aan de hand van de standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid van 8 juli 2015.
erop gewezen dat de uitkering in verband met de hele gang van zaken uiteindelijk niet eerder is ingetrokken dan per 22 juni 2016.
21 januari 2016 en de daarop betrekking hebbende brief van 28 januari 2016 deel uitmaken van de heroverweging in bezwaar. Het arbeidskundig rapport moet, zoals daarop uitdrukkelijk staat vermeld, zoals in de brief van 28 januari 2016 ook aan appellant is meegedeeld en zoals appellant ook zelf heeft aangenomen in zijn brief van 8 april 2016, worden gezien als een aanvulling op de arbeidskundige beoordeling in de primaire fase, niet als onderdeel van de arbeidskundige beoordeling in bezwaar. Een afzonderlijk besluit tot wijziging van het primaire besluit van 23 oktober 2015 is uitgebleven. Of daarmee de brief van 28 januari 2016 zelf het karakter van een formeel besluit met die strekking valt toe te dichten, kan in het midden blijven, nu het in ieder geval niet gaat om besluitvorming die deel uitmaakt van de heroverweging in bezwaar en nu het Uwv bovendien heeft gehandeld alsof van een nieuw primair besluit sprake is geweest, door de WGA-uitkering per 24 december 2015 weer op te starten en het einde van de uitlooptermijn op te schuiven naar 22 juni 2016, zijnde twee maanden en een dag na de datum van het bestreden besluit.