ECLI:NL:CRVB:2019:1941
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- E.C.R. Schut
- M. ter Brugge
- Rechtspraak.nl
Intrekken en terugvorderen van bijstand in verband met verzwegen middelen en handel; verjaringstermijn en inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, die bijstand ontving, had verzwegen dat hij over middelen beschikte, wat leidde tot een intrekking en terugvordering van de bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant van 22 augustus 2000 tot en met 30 september 2009 bijstand heeft ontvangen, maar dat hij in die periode niet heeft gemeld dat hij over inkomsten beschikte. Dit leidde tot de conclusie dat de appellant de inlichtingenverplichting heeft geschonden, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De Raad heeft ook de beroepsgrond van de appellant beoordeeld dat de vordering van het college was verjaard. De Raad oordeelde dat de verjaringstermijn van vijf jaar pas begint te lopen op het moment dat het bestuursorgaan bekend is met de feiten die aanleiding geven tot de vordering. In dit geval was het college pas op 3 mei 2011 bekend met de vordering, waardoor er geen sprake was van verjaring op het moment van het besluit tot intrekking en terugvordering op 1 april 2016.
De Raad heeft de argumenten van de appellant dat het college te lang heeft gewacht met het nemen van het terugvorderingsbesluit en dat het college gebrekkig heeft gemotiveerd waarom de inlichtingenverplichting was geschonden, verworpen. De Raad bevestigde dat het college op basis van de onderzoeksresultaten van de sociale recherche en het Openbaar Ministerie de intrekking en terugvordering van de bijstand terecht heeft doorgevoerd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.