ECLI:NL:CRVB:2019:1939
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de kostendelersnorm in relatie tot huurovereenkomsten en bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, die bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet, woont samen met zijn moeder, die een uitkering ontvangt op basis van de Algemene Ouderdomswet. De appellant is medehuurder van de woning die zijn moeder huurt. Het dagelijks bestuur van de intergemeentelijke sociale dienst heeft de bijstandsverlening van de appellant verlaagd op basis van de kostendelersnorm, omdat er sprake zou zijn van een kostendelende medebewoner. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat hij met een aparte overeenkomst medehuurder is geworden van de woning, en dat hij daarom een eigen rechtspositie heeft ten opzichte van de verhuurder. De Raad heeft echter geoordeeld dat er geen sprake is van een commerciële huurovereenkomst, omdat de huurovereenkomst dateert van 1976 en er geen afzonderlijke afspraken zijn gemaakt tussen de verhuurder en de appellant. De Raad heeft bevestigd dat de kostendelersnorm van toepassing is, omdat er geen zelfstandige rechtspositie van de appellant ten opzichte van de verhuurder bestaat.
De Raad heeft ook het beroep van de appellant op inbreuk op het eigendomsrecht afgewezen, omdat de zaak voornamelijk betrekking heeft op de rechtmatigheid van de bijstandsverlening aan de appellant en niet op die van zijn moeder. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.