ECLI:NL:CRVB:2019:1938
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor extra kosten van bewassing en kleding met nadruk op medisch onderzoek
In deze zaak heeft appellante, een alleenstaande, bijzondere bijstand aangevraagd op basis van de Participatiewet (PW) voor extra kosten van bewassing en kledingslijtage. De aanvraag werd op 19 april 2016 door het college van burgemeester en wethouders van Westland afgewezen, omdat deze kosten tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren. Appellante ontving daarnaast een Tegemoetkoming Premie Aanvullende Zorgverzekering, wat volgens het college een voorziening voor de meerkosten bood.
Na het indienen van bezwaar door appellante, heeft het college een medisch advies aangevraagd om te bepalen of er daadwerkelijk extra kosten waren. Appellante weigerde echter mee te werken aan het medisch onderzoek en verwees naar eerder verstrekte medische informatie in het kader van haar aanvragen om Wmo-voorzieningen. Het college verklaarde het bezwaar ongegrond, omdat het niet kon vaststellen of de gevraagde kosten noodzakelijk waren zonder een medisch onderzoek.
De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat appellante niet voldeed aan haar bewijslast door niet mee te werken aan het medisch onderzoek. De Raad benadrukte dat het college een zelfstandige onderzoeksbevoegdheid heeft en dat de Wmo en PW verschillende toetsingskaders hebben. De afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand werd daarmee gerechtvaardigd, omdat de noodzaak van de gestelde meerkosten niet kon worden vastgesteld.