ECLI:NL:CRVB:2019:191
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake inpassing in functie medewerker vergunningverlening C
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant, werkzaam bij de gemeente Amsterdam, was sinds 2003 in dienst en had de functie van medewerker vergunningen APV. Na een reorganisatie in 2015 werd appellant geplaatst in de generieke functie van medewerker vergunningverlening C, wat hij betwistte. Hij stelde dat zijn werkzaamheden beter aansloten bij de functie van medewerker vergunningverlening D, die een hogere waardering had. De Raad oordeelde dat de inpassing in de functie van medewerker vergunningverlening C voldoende gemotiveerd was door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De Raad concludeerde dat er geen substantieel en structureel onderdeel van het takenpakket van appellant was dat de inpassing in de functie van medewerker vergunningverlening D rechtvaardigde. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met A. Beuker-Tilstra als voorzitter en H. Lagas en H. Benek als leden, in aanwezigheid van griffier S.H.H. Slaats.