ECLI:NL:CRVB:2019:1891
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en afwijzing aanvraag ZW-uitkering na zorgvuldige medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Den Haag. Appellante, die als taxichauffeur werkte, had zich op 20 oktober 2014 ziek gemeld met diverse klachten. Na een medisch onderzoek door een verzekeringsarts werd vastgesteld dat zij met inachtneming van haar beperkingen in staat was om bepaalde functies te vervullen. Het Uwv beëindigde haar ZW-uitkering per 20 november 2015, omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. Appellante ging in beroep tegen deze beslissing, maar zowel de rechtbank als de Centrale Raad oordeelden dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsartsen juist waren. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling en dat de geselecteerde functies geschikt waren voor appellante. De Centrale Raad bevestigde deze oordelen en oordeelde dat de hoger beroepen van appellante niet slagen. De Raad concludeerde dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren en dat de afwijzing van de aanvraag voor een ZW-uitkering terecht was.