ECLI:NL:CRVB:2019:1889
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WIA-uitkering aan appellante, die zich op 5 november 2012 ziek had gemeld. Het Uwv had vastgesteld dat appellante met ingang van 27 oktober 2014 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank Noord-Holland had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard. Appellante voerde in hoger beroep aan dat haar pijnklachten en beperkingen waren onderschat. De Raad heeft een deskundige ingeschakeld, die concludeerde dat appellante beperkt was in fysiek zwaar belastende werkzaamheden, maar niet ernstig belemmerd in haar functioneren door PTSS. De Raad oordeelde dat het Uwv op goede gronden had vastgesteld dat appellante geen recht had op een WIA-uitkering. Daarnaast werd het Uwv veroordeeld tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, die met acht maanden was overschreden. De totale proceskosten voor appellante werden begroot op € 2.304,-, en het Uwv werd veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 169,-.