ECLI:NL:CRVB:2019:1871
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid en recht op IVA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 mei 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, een B.V., tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft de toekenning van een IVA-uitkering op basis van de Wet WIA. De werknemer, die als dakdekker werkzaam was, was sinds 1 april 2014 arbeidsongeschikt door rugklachten. Het Uwv had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar appellante betwistte dit en stelde dat de werknemer recht had op een IVA-uitkering omdat de arbeidsongeschiktheid duurzaam zou zijn.
De rechtbank Rotterdam had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de vastgestelde volledige arbeidsongeschiktheid van de werknemer niet duurzaam was. De Raad benadrukte dat de verzekeringsarts een inschatting moet maken van de herstelkansen en dat er op termijn wel verbetering van de mobiliteit te verwachten is, maar geen volledig herstel. De Raad concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren om het oordeel van de verzekeringsarts te weerleggen en dat appellante geen medische informatie had overgelegd die de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid zou onderbouwen.
De uitspraak bevestigt dat het hoger beroep niet slaagde en dat de eerdere beslissing van de rechtbank in stand blijft. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.