ECLI:NL:CRVB:2019:1832
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na medisch onderzoek en arbeidskundig onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellante, die zich ziek had gemeld met lichamelijke en psychische klachten, had een ZW-uitkering ontvangen. Het Uwv had vastgesteld dat zij per 13 oktober 2014 geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% van haar oude loon kon verdienen. Appellante was het hier niet mee eens en had bezwaar aangetekend, maar dit werd ongegrond verklaard. In 2016 meldde zij zich opnieuw ziek, waarna het Uwv haar geschikt achtte voor verschillende functies. De rechtbank oordeelde dat het Uwv een zorgvuldig medisch onderzoek had verricht en dat appellante in staat was om haar arbeid te verrichten.
In hoger beroep herhaalde appellante haar bezwaren en voerde aan dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met haar klachten, waaronder duizeligheid en krachtverlies. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat het Uwv voldoende rekening had gehouden met de klachten van appellante. De FML van 14 juli 2014 was volgens de Raad adequaat en er waren geen nieuwe medische gegevens die de claims van appellante onderbouwden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.