ECLI:NL:CRVB:2019:1826
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-vervolguitkering en geschiktheid geselecteerde functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de WGA-vervolguitkering van appellant. Appellant, die eerder als senior technisch assistent werkte, had zich in 2012 ziek gemeld met hart- en psychische klachten. Het Uwv kende hem een loongerelateerde WGA-uitkering toe, maar beëindigde deze later omdat de mate van arbeidsongeschiktheid onder de 35% was vastgesteld. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Midden-Nederland verklaarde zijn beroep ongegrond. In hoger beroep herhaalde appellant zijn bezwaren, maar de Raad oordeelde dat er geen nieuwe medische gegevens waren ingediend die tot een ander oordeel konden leiden. De Raad onderschreef de eerdere oordelen van de rechtbank en oordeelde dat de arbeidsdeskundige voldoende had gemotiveerd dat de geselecteerde functies binnen de belastbaarheid van appellant lagen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees de verzoeken van appellant af.