ECLI:NL:CRVB:2019:1786

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 mei 2019
Publicatiedatum
29 mei 2019
Zaaknummer
17/897 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking WGA-loonaanvullingsuitkering en geschiktheid geselecteerde functies

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 mei 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de intrekking van zijn WGA-loonaanvullingsuitkering door het Uwv. Appellant, die als beveiliger werkte, was sinds 8 juni 2012 arbeidsongeschikt door lichamelijke en cognitieve klachten na een verkeersongeval. Het Uwv had hem per 6 juni 2014 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar introk deze per 19 juli 2016, omdat zijn mate van arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op minder dan 35%. De rechtbank Overijssel had het beroep van appellant tegen deze intrekking ongegrond verklaard.

In hoger beroep voerde appellant aan dat de rechtbank ten onrechte geen psychiatrisch onderzoek had laten verrichten en dat zijn beperkingen onvoldoende waren erkend. Hij verwees naar medische rapporten die zijn klachten onderbouwden. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beperkingen van appellant correct had vastgesteld. De rechtbank had terecht geen aanleiding gezien voor het inschakelen van een onafhankelijke deskundige en het oordeel dat er geen sprake was van 'inequality of arms' werd onderschreven.

De Raad concludeerde dat de door appellant ingebrachte medische informatie niet leidde tot de conclusie dat er verdergaande beperkingen waren dan in de FML van 10 mei 2016 waren neergelegd. De geselecteerde functies werden als geschikt voor appellant beschouwd. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd afgewezen, omdat appellant onvoldoende had aangetoond dat zijn situatie vergelijkbaar was met die van andere verzekerden. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees de proceskosten af.

Uitspraak

17.897 WIA

Datum uitspraak: 29 mei 2019
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 17 januari 2017, 16/1617 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.J.E.C. Camps, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingediend.
Appellant en het Uwv hebben over en weer gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 april 2019. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Camps. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.K. Affia.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant was laatstelijk werkzaam als beveiliger voor 38,52 uur per week. Op
8 juni 2012 is hij uitgevallen met lichamelijke en cognitieve klachten, verband houdend met een in september 2011 doorgemaakt verkeersongeval. Naar aanleiding van zijn aanvraag om een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft het Uwv appellant per 6 juni 2014 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, waarbij appellant volledig arbeidsongeschiktheid is geacht.
1.2.
Bij besluit van 14 juli 2015 heeft het Uwv per 6 september 2015 aan appellant een WGA‑loonaanvullingsuitkering toegekend op basis van volledige arbeidsongeschiktheid. Tegen het besluit van 14 juli 2015 heeft de voormalige werkgever van appellant bezwaar gemaakt.
1.3.
Appellant is vervolgens onderzocht door een verzekeringsarts van het Uwv. Deze arts heeft geconcludeerd dat appellant belastbaar is met inachtneming van de beperkingen die zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 15 oktober 2015. Een arbeidsdeskundige van het Uwv heeft op basis van deze FML onvoldoende passende functies kunnen selecteren.
1.4.
Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vervolgens vastgesteld dat bij appellant sprake is van een chronisch pijnsyndroom bij een postwhiplash trauma en dat de eerder opgestelde FML van 15 oktober 2015 aanpassing behoeft. Op basis van de op 10 mei 2016 door de verzekeringsarts bezwaar en beroep opgestelde FML heeft een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep functies geselecteerd, waarop de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 33,36%.
1.5.
Het Uwv heeft op 17 mei 2016 een voornemen tot wijziging van het besluit van
14 juli 2015 aan appellant bekendgemaakt.
1.6.
Bij besluit van 6 juni 2016 (bestreden besluit) is de WGA-loonaanvullingsuitkering
van appellant met ingang van 19 juli 2016 ingetrokken, omdat zijn mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op minder dan 35%.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat aan het bestreden besluit een zorgvuldig medisch onderzoek ten grondslag ligt, waarbij appellant zowel door de verzekeringsarts als de verzekeringsarts bezwaar en beroep lichamelijk en psychisch is onderzocht, en de aanwezige medische informatie kenbaar bij de beoordeling is betrokken. De rechtbank heeft voorts geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de door haar aangebrachte wijzigingen in de FML op navolgbare wijze heeft gemotiveerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat uit de voorhanden zijnde medische informatie, waaronder een neuropsychologisch onderzoek van neuropsycholoog
drs. E. van der Scheer van 26 augustus 2016 en een rapport van neuroloog
dr. W.I.M. Verhagen van 30 augustus 2016, blijkt dat niet-cerebraal bepaalde factoren een verklarende en onderhoudende rol spelen in het klachtenpatroon van appellant. Een inactieve passieve coping staat op de voorgrond en er is sprake van het innemen van een ziekterol. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geconstateerd dat bij appellant geen sprake is van een aandoening waarbij hij niet acht uur per dag actief zou kunnen zijn. Gelet op de door appellant ingebrachte medische informatie, die kenbaar bij de beoordeling is betrokken, valt volgens de rechtbank niet in te zien dat sprake is van ‘inequality of arms’. Ook overigens heeft de rechtbank geen aanleiding gezien voor het inschakelen van een onafhankelijke deskundige. De rechtbank heeft ten slotte ook de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit onderschreven.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant (kort gezegd) aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte geen psychiatrisch onderzoek heeft laten verrichten naar de bij appellant bestaande beperkingen. Het gegeven dat er geen lichamelijke of psychische oorzaken voor de klachten aangetoond kunnen worden, betekent niet dat er daarom geen stoornissen, beperkingen en handicaps zijn. Appellant heeft verwezen naar het Medisch arbeidsongeschiktheidscriterium (MAOC) en het Verzekeringsgeneeskundig protocol Whiplash associated disorder I/II. In de FML van 10 mei 2016 zijn de door appellant ervaren pijnklachten, duizeligheidsklachten, cognitieve klachten, psychiatrische klachten en labiliteit in onvoldoende mate neergelegd. Ter onderbouwing heeft appellant verwezen naar een door psychiater dr. H.N. Sno op 14 december 2017 in het kader van de letselschadeprocedure uitgebracht rapport. Appellant heeft voorts aangevoerd dat uit een MRI-onderzoek naar voren is gekomen dat sprake is van drie versleten ruggenwervels en zenuwbeschadigingen in de nek. Ten slotte heeft appellant aangevoerd dat sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel omdat aan andere cliënten van zijn gemachtigde, bij wie eveneens sprake is van whiplash gerelateerde problematiek, een IVA-uitkering is toegekend.
3.2.
Het Uwv heeft gevraagd om bevestiging van de aangevallen uitspraak.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De gronden die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd zijn grotendeels een herhaling van de gronden die hij in beroep naar voren heeft gebracht. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig en volledig is geweest. Daarnaast heeft de rechtbank terecht geen aanknopingspunten gezien voor het oordeel dat de beperkingen van appellant door de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet juist zijn vastgesteld in de FML van 10 mei 2016. De hieraan ten grondslag gelegde overwegingen van de rechtbank worden onderschreven. De rechtbank heeft eveneens terecht geen aanleiding gezien een psychiater als onafhankelijke deskundige in te schakelen. Uit het medisch advies van de verzekeringsarts drs. R.H.P Draaijer van 8 september 2016 in de letselschadezaak blijkt dat deze na het neuropsychologisch onderzoek van 30 augustus 2016 geen aanleiding zag voor een nadere psychiatrische expertise, omdat uit dat onderzoek niet gebleken is van stemmingsstoornissen of karakterverandering bij appellant. Het oordeel van de rechtbank dat geen sprake is van ‘inequality of arms’ wordt eveneens onderschreven.
4.2.
Daaraan wordt het volgende toegevoegd.
4.3.
Het in hoger beroep overgelegde psychiatrisch rapport van 14 december 2017 biedt geen aanknopingspunten voor het oordeel dat voor appellant op de datum in geding verdergaande beperkingen gelden dan in de FML van 10 mei 2016 zijn neergelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft te kennen gegeven dat de diagnose chronisch pijnsyndroom, postwhiplashsyndroom en de door de psychiater gestelde diagnose somatisch‑symptoomstoornis beschrijvingen zijn van hetzelfde beeld uit verschillende invalshoeken (neurologisch en psychiatrisch). De door de psychiater aangegeven verwoording van de psychische belastbaarheid van appellant stemt in grote lijnen overeen met de in de FML van 10 mei 2016 door de verzekeringsarts bezwaar en beroep neergelegde beperkingen, op grond waarvan appellant aangewezen is op rustige, gestructureerde werkzaamheden. De psychiater heeft in zijn rapport ook nadrukkelijk naar voren gebracht dat de uiteindelijke verwoording van de belastbaarheid is voorbehouden aan een verzekeringsarts.
4.4.
Voor de stelling van appellant dat sprake is van drie beschadigde ruggenwervels en versleten nekwervels is geen medische onderbouwing gegeven. In de brief van neuroloog
dr. M.H. den Hertog van 5 juli 2016 is te kennen gegeven dat uit MRI-onderzoek is gebleken dat sprake is van geringe degeneratieve afwijkingen, waarbij appellant is geadviseerd begeleid te gaan sporten, buikspieren te versterken en niet meer dan 10 kilo te tillen. Dit wijkt niet ten nadele af van de in de FML van 10 mei 2016 opgenomen opmerking dat het onderdeel tillen of dragen beperkt is tot 5 kilo. De uit een MRI van 10 april 2017 naar voren komende informatie ziet niet op de datum in geding.
4.5.
Uit de expertise van de KNO-arts van 16 december 2017 volgt dat de bij appellant geconstateerde zeer geringe tinnitus geen beperkingen geeft. Ook hierin is terecht geen aanleiding gezien om verdergaande beperkingen op te nemen in de FML.
4.6.
Uitgaande van de juistheid van de in de FML van 10 mei 2016 neergelegde beperkingen heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de geselecteerde functies geschikt zijn voor appellant.
4.7.
Tot slot heeft appellant een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel. Met de enkele verwijzing naar een geanonimiseerd besluit met een onderliggend verzekeringsgeneeskundig rapport, waarin volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid is aangenomen ten aanzien van de betreffende verzekerde, heeft appellant onvoldoende onderbouwd dat het gaat om gelijke gevallen. Dit klemt temeer, nu bij verzekerden met whiplash gerelateerde problematiek sprake is van individuele gevallen die als zodanig niet met elkaar vergelijkbaar zijn. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt dan ook niet.
4.8.
Uit wat in 4.1 tot en met 4.7 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4.9.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers als voorzitter en D. Hardonk-Prins en
T. Dompeling als leden, in tegenwoordigheid van C.I. Heijkoop als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2019.
(getekend) E.J.J.M. Weyers
(getekend) C.I. Heijkoop

VC