ECLI:NL:CRVB:2019:1774
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar wegens gebrek aan machtiging voor bezwaar door vertegenwoordiger
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar dat was ingediend door J.L. Rijsenbilt namens appellante, die lijdt aan de ziekte van Batten en volledig rolstoelafhankelijk is. Appellante had een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, maar deze aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht afgewezen. De rechtbank had het beroep van appellante gegrond verklaard, maar het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen machtiging was overgelegd waaruit bleek dat Rijsenbilt gemachtigd was om namens appellante bezwaar te maken.
In hoger beroep heeft appellante zich tegen deze uitspraak gekeerd, maar de Raad heeft vastgesteld dat er geen machtiging was overgelegd binnen de gestelde termijnen. De rechtbank had appellante in de gelegenheid gesteld dit gebrek te herstellen, maar de verzochte machtiging was niet ontvangen. De Raad concludeert dat er niet voldaan is aan de verplichting om een machtiging te overleggen, en dat er geen omstandigheden zijn die een niet-ontvankelijkverklaring zouden rechtvaardigen. De gronden die appellante in hoger beroep aanvoert, zijn niet gericht tegen het oordeel van de rechtbank en treffen derhalve geen doel.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak en wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.