ECLI:NL:CRVB:2018:537
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen terugvordering persoonsgebonden budget
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van het Zorgkantoor. Het Zorgkantoor had het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend en er geen verschoonbare reden was voor de termijnoverschrijding. De zaak betreft een terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb) van appellant, vastgesteld op € 37.447,19, waarbij een bedrag van € 11.787,63 niet was verantwoord. Appellant had in december 2014 een e-mail gestuurd waarin hij stelde dat hij al eerder een bezwaarschrift had ingediend, maar het Zorgkantoor had dit niet als zodanig erkend.
De rechtbank Midden-Nederland had het beroep van appellant tegen de beslissing van het Zorgkantoor ongegrond verklaard, en appellant ging in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De Raad overwoog dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt en dat deze termijn was verstreken. De Raad concludeerde dat het Zorgkantoor het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.
De Raad benadrukte dat er geen bewijs was dat appellant het besluit van het Zorgkantoor niet had ontvangen, en dat de e-mail van de dochter van appellant niet als een geldig bezwaarschrift kon worden aangemerkt. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor tijdige indiening van bezwaarschriften en de gevolgen van termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedures.