ECLI:NL:CRVB:2019:1763
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en medische beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de weigering van een WIA-uitkering aan betrokkene, die zich op 3 februari 2014 ziek meldde. Het Uwv had op basis van een medisch onderzoek vastgesteld dat betrokkene minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de weigering van de uitkering. Betrokkene had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de medische grondslag van het bestreden besluit onvoldoende was onderbouwd, met name met betrekking tot de klacht van betrokkene over regelmatig flauwvallen.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep het oordeel van de rechtbank herzien. De Raad oordeelde dat de medische beoordeling door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was voor verdergaande beperkingen voor betrokkene. De Raad volgde het standpunt van het Uwv dat de enkele vermelding van flauwvallen door de psycholoog niet voldoende was om de eerder vastgestelde beperkingen te herzien. Het incidenteel hoger beroep van betrokkene, waarin zij betoogde dat de geselecteerde functies niet passend waren, werd eveneens verworpen. De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank moest worden vernietigd en verklaarde het beroep ongegrond.