Uitspraak
18.3499 WWB
22 mei 2018, 17/6372 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin het beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen met betrekking tot de jaaropgave 2014 ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 28 mei 2019 uitspraak gedaan. Appellante ontving bijstand op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 en had bezwaar gemaakt tegen de jaaropgave, maar het college verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk, omdat de jaaropgave geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 8 februari 2018.
In hoger beroep voerde appellante aan dat haar recht op een eerlijke behandeling was geschonden, omdat zij niet was gehoord in bezwaar en beroep. De Raad oordeelde dat de aangevallen uitspraak een uitspraak is als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid, van de Awb, waartegen geen hoger beroep kan worden ingesteld. De Raad concludeerde dat er geen evidente schending van de procesorde was en dat appellante voldoende gelegenheid had gehad om haar standpunt schriftelijk naar voren te brengen. De Raad verklaarde zich onbevoegd, omdat er geen reden was om het wettelijk appèlverbod te doorbreken. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.