ECLI:NL:CRVB:2019:1742
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de medische geschiktheid van appellant voor WIA-uitkering na toename van rugklachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Appellant, die als heftruckchauffeur werkzaam was, had eerder recht op een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv had echter vastgesteld dat appellant met ingang van 12 mei 2013 niet langer recht had op een uitkering, omdat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. Na een melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid in 2016, weigerde het Uwv een nieuwe WIA-uitkering toe te kennen, wat leidde tot bezwaar en uiteindelijk deze rechtszaak.
De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek voldoende zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsarts had dossieronderzoek verricht, appellant gezien en een lichamelijk en psychisch onderzoek uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische beperkingen van appellant correct had ingeschat en dat er geen reden was om aan de geschiktheid van de door het Uwv geselecteerde functies te twijfelen.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunten over onvoldoende rekening houden met zijn rugklachten en de geschiktheid van de functies. De Centrale Raad van Beroep bevestigde echter de eerdere uitspraak van de rechtbank, oordelend dat het Uwv de belastbaarheid van appellant op de datum in geding juist had ingeschat en dat er geen aanleiding was voor het benoemen van een onafhankelijke deskundige. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak.