ECLI:NL:CRVB:2019:1731
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de WIA-uitkering en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een WIA-uitkering aan appellant, die als kok werkzaam was. Appellant was sinds 2 maart 2012 arbeidsongeschikt door psychische en gerelateerde fysieke klachten. Het Uwv had vastgesteld dat appellant geen recht had op een WIA-uitkering, gebaseerd op een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) die door een verzekeringsarts was opgesteld. Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting is een deskundige benoemd die op 17 december 2018 een rapport heeft uitgebracht. Deze deskundige concludeerde dat appellant naast de eerder vastgestelde beperkingen ook te maken had met migraine, slaapapneu en alcoholafhankelijkheid. De deskundige heeft de FML aangepast, wat leidde tot een herbeoordeling van de geschiktheid van de functies die aan de afwijzing ten grondslag lagen. De Raad oordeelde dat de drie functies die het Uwv had geselecteerd, geschikt waren voor appellant, op basis van de aangepaste FML.
De Raad heeft ook geoordeeld dat het bestreden besluit van het Uwv niet op een deugdelijke motivering berustte, omdat het pas in hoger beroep met de juiste medische onderbouwing kwam. Dit leidde tot een bevestiging van de eerdere uitspraak van de rechtbank, maar met verbetering van gronden. Daarnaast werd het Uwv veroordeeld tot betaling van proceskosten aan appellant en werd de Staat veroordeeld tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.