Uitspraak
17.4140 ZW
a.M.p.m. adank, advocaat, verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.J.F. Bär.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant had bezwaar gemaakt tegen besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de herziening van ziekengeld en toeslagen. De rechtbank had de bezwaren van de appellant niet-ontvankelijk verklaard wegens niet-verschoonbare termijnoverschrijding. De appellant stelde dat hij geen eigen postadres had en dat zijn post op het adres van zijn zus binnenkwam, die psychische problemen had en zijn post soms weggooide. De rechtbank oordeelde dat deze omstandigheden geen verschoonbare reden vormden voor de termijnoverschrijding. De Centrale Raad van Beroep bevestigde het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat de appellant niet had aangetoond dat hij niet in verzuim was geweest. De Raad benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de appellant was om maatregelen te treffen om te zorgen dat zijn post hem bereikte. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.