ECLI:NL:CRVB:2019:1609

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 mei 2019
Publicatiedatum
15 mei 2019
Zaaknummer
18/113 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking hoger beroep door bestuursorgaan

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 mei 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tegen het College van Bestuur van de Universiteit Maastricht. De zaak betreft een geschil over proceskosten na de intrekking van het hoger beroep door de appellant. De appellant had hoger beroep ingesteld, maar trok dit in na het indienen van een verweerschrift door de advocaat van de betrokkene, mr. M.L.M. van de Laar. De betrokkene verzocht de Raad om de appellant te veroordelen in de proceskosten, wat de Raad uiteindelijk heeft toegewezen. De kosten werden vastgesteld op € 768,- voor verleende rechtsbijstand, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, met L.R. Carlier als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 15 mei 2019
18/113 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van
28 november 2017, 16/2029 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant)
het College van Bestuur van de Universiteit Maastricht, gevestigd te Maastricht (betrokkene)
Als belanghebbende heeft aan het geding deelgenomen: [X.],
wonende te [Y.]

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. M.L.M. van de Laar, advocaat, een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 4 februari 2019 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken.
Namens betrokkene heeft mr. Van de Laar verzocht appellant te veroordelen in de proceskosten in hoger beroep.
Appellant heeft hiertegen geen verweer gevoerd, voor zover dit de kosten betreft van het indienen van het verweerschrift.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:118, eerste lid, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Awb kan worden veroordeeld in de proceskosten.
Anders dan appellant ziet de Raad aanleiding om appellant te veroordelen in zowel de kosten voor het indienen van het verweerschrift als voor het indienen van een schriftelijke zienswijze op verzoek van de Raad. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 768,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt appellant in de kosten van betrokkene tot een bedrag van € 768,-.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van L.R. Carlier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 mei 2019.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) L.R. Carlier
SSa