ECLI:NL:CRVB:2019:1601
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.P.A. Boersma
- W.M. Swinkels
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake buitenlandbijdrage Zorgverzekeringswet voor gezinslid van grensarbeider
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, die in Nederland werkt en met zijn echtgenote in Duitsland woont. De echtgenote is vanaf 1 juni 2012 als verdragsgerechtigd gezinslid van appellant aangemerkt op basis van artikel 17 van Verordening (EG) nr. 883/2004. Appellant heeft recht op verstrekkingen in Duitsland ten laste van Nederland. Het CAK heeft een buitenlandbijdrage in rekening gebracht voor de echtgenote, wat appellant betwist. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van appellant ongegrond verklaarde. De Raad oordeelt dat de termijnoverschrijding door het CAK niet leidt tot vernietiging van de jaarafrekeningen, omdat er geen sprake is van een verval- of verjaringstermijn. Appellant had redelijkerwijs kunnen weten dat er nog een definitieve vaststelling van de buitenlandbijdragen zou plaatsvinden. Het beroep op het vertrouwensbeginsel wordt verworpen, omdat er geen duidelijke toezeggingen zijn gedaan door het CAK die appellant gerechtvaardigde verwachtingen hebben gewekt. De Raad komt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak.