Uitspraak
17.7599 WW
20 oktober 2017, 17/1159 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van zijn WW-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) per 20 april 2015. Het bezwaar was echter pas op 11 november 2016 ingediend, wat na de wettelijke bezwaartermijn viel. De rechtbank had het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat het Uwv had gesteld dat het besluit van 9 april 2015 op de juiste wijze was bekendgemaakt en de appellant niet tijdig had gereageerd.
De appellant voerde aan dat hij het besluit van 9 april 2015 niet had ontvangen en dat hij pas recent op de hoogte was geraakt van de beëindiging van zijn uitkering. De rechtbank oordeelde dat het Uwv niet aannemelijk had gemaakt dat het besluit op de voorgeschreven wijze was verzonden, maar dat de appellant desondanks had moeten begrijpen dat zijn uitkering was beëindigd. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geoordeeld dat de overschrijding van de bezwaartermijn niet verschoonbaar was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de verantwoordelijkheid van de appellant om op de hoogte te zijn van besluiten die hem aangaan. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.