ECLI:NL:CRVB:2019:1573
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de beslissing van CAK over buitenlandbijdrage en voorlopige jaarafrekening zorgverzekering
Op 8 mei 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant die in Duitsland woont en een pensioen ontvangt van de Sociale verzekeringsbank (Svb) en andere pensioenfondsen. De zaak betreft de berekening van de buitenlandbijdrage die appellant verschuldigd is op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw) voor zorg in zijn woonland. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het CAK, dat de buitenlandbijdrage voor 2014 had vastgesteld op € 1.179,41 na verrekening van een eerder ingehouden bedrag. Het CAK had de berekening gebaseerd op inkomensgegevens van de Belastingdienst, maar de appellant betwistte deze berekening en stelde dat bepaalde nabetaalde bedragen niet in aanmerking genomen mochten worden.
De Raad constateerde dat het CAK niet in staat was om de verschillen tussen de verschillende inkomensgegevens en de voorlopige jaarafrekening voldoende te verklaren. Hierdoor was de berekening van het nog te betalen bedrag onvoldoende onderbouwd. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep vernietigde deze uitspraak en verklaarde het beroep gegrond. Het bestreden besluit van het CAK werd vernietigd en het eerdere besluit van 4 september 2015 werd herroepen. Tevens werd CAK veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die op € 512,- werden begroot, en moest CAK het griffierecht van € 170,- vergoeden.
Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige en transparante berekeningen door het CAK, vooral in situaties waarin buitenlandse zorg en bijdragen aan de orde zijn. De Raad heeft ook aangegeven dat de herrekening van het jaarinkomen in 2014 niet verder besproken hoeft te worden, gezien de vernietiging van het bestreden besluit.