ECLI:NL:CRVB:2019:148
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om uitbreiding van huishoudelijke hulp op basis van medische noodzaak
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1935 en erkend als burger-oorlogsslachtoffer, een verzoek ingediend om uitbreiding van de huishoudelijke hulp naar twee dagdelen per week. Dit verzoek is afgewezen door de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, omdat er geen medische noodzaak zou zijn voor deze uitbreiding. De Raad heeft het beroep van appellant tegen dit besluit behandeld.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant al een vergoeding voor een dagdeel huishoudelijke hulp ontvangt en dat hij in staat is om lichte huishoudelijke werkzaamheden te verrichten. De geneeskundig adviseur R. Loonstein heeft na een persoonlijk onderhoud met appellant geconcludeerd dat er geen medische noodzaak is voor de gevraagde uitbreiding. Dit advies werd ondersteund door een andere geneeskundig adviseur, A.M. Ohlenschlager.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen het beleid van de Sociale verzekeringsbank onderschreven, dat stelt dat voor personen van 70 jaar of ouder een vergoeding voor twee dagdelen huishoudelijke hulp kan worden toegekend indien zij niet in staat zijn om lichte huishoudelijke werkzaamheden te verrichten. Aangezien appellant in staat blijkt te zijn tot het verrichten van lichte werkzaamheden, heeft de Raad geoordeeld dat het bestreden besluit in stand kan blijven. Het beroep van appellant is ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.