ECLI:NL:CRVB:2018:2493
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag uitbreiding huishoudelijke hulp op basis van medische noodzaak onder de Wubo
Op 9 augustus 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak tussen appellant en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Appellant, geboren in 1945, is erkend als vervolgde onder de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv) en heeft aanspraken op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). In 2011 zijn zijn Wuv-aanspraken omgezet naar Wubo-aanspraken, waarbij hij een vergoeding voor huishoudelijke hulp ontving. Appellant verzocht in 2015 om uitbreiding van de huishoudelijke hulp naar twee dagdelen per week, maar dit verzoek werd afgewezen. In 2017 diende hij opnieuw een verzoek in, dat wederom werd afgewezen op basis van het ontbreken van een medische noodzaak.
De Raad overwoog dat voor personen van 70 jaar of ouder een vergoeding voor twee dagdelen huishoudelijke hulp kan worden toegekend indien zij door hun medische beperkingen niet in staat zijn lichte huishoudelijke werkzaamheden te verrichten. De geneeskundig adviseurs concludeerden echter dat appellant nog steeds in staat was om lichte huishoudelijke taken uit te voeren. De Raad oordeelde dat er geen medische noodzaak was voor meer dan het al eerder toegekende ene dagdeel huishoudelijke hulp. Bovendien biedt de Wubo geen compensatie voor de gevolgen van de ziekte van de partner van appellant, die niet onder de Wubo valt.
De Centrale Raad van Beroep verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat het bestreden besluit van de Sociale verzekeringsbank in stand blijft. De uitspraak werd gedaan door C.H. Bangma, met C.A.E. Bon als griffier, en is openbaar uitgesproken op 9 augustus 2018.