ECLI:NL:CRVB:2019:1469
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de afwijzing van dwangsomverzoeken en de vraag of mutatieformulieren als aanvragen kunnen worden aangemerkt
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam, die op 6 januari 2017 uitspraak deden in twee zaken met betrekking tot de afwijzing van haar dwangsomverzoeken. Appellante ontving sinds 19 september 2011 bijstand op grond van de Participatiewet (PW) en had in mei 2015 mutatieformulieren ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Hellevoetsluis. Deze formulieren betroffen onder andere opgave van ontvangen inkomsten en dwangsommen. Appellante stelde het college in gebreke wegens het niet tijdig beslissen op deze formulieren en verzocht om toekenning van dwangsommen. Het college wees deze verzoeken af, stellende dat het indienen van een mutatieformulier niet gelijkgesteld kan worden aan een aanvraag in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank verklaarde de beroepen van appellante ongegrond en oordeelde dat de mutatieformulieren niet als aanvragen konden worden aangemerkt. Appellante ging in hoger beroep en voerde aan dat de rechtbank een onjuiste toetsingsmaatstaf had aangelegd. De Centrale Raad van Beroep bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat de mutatieformulieren niet voldoen aan de criteria voor aanvragen zoals vastgelegd in de Awb. De Raad verwees naar eerdere rechtspraak en concludeerde dat appellante geen aanspraak kon maken op dwangsommen, en dat het college de verzoeken terecht had afgewezen.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraken en wees de verzoeken om schadevergoeding af, met de overweging dat er geen grond was voor een veroordeling in de proceskosten.