ECLI:NL:CRVB:2019:1468
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een buiten behandeling gestelde aanvraag om bijstand na faillissement
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die in staat van faillissement was verklaard, had op 18 maart 2016 een aanvraag om bijstand ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Hoogeveen heeft de aanvraag buiten behandeling gesteld omdat de appellant niet de gevraagde gegevens had overgelegd, ondanks herhaaldelijke verzoeken. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet alle benodigde gegevens heeft ingediend, waaronder bankafschriften en bewijsstukken met betrekking tot zijn financiële situatie. De Raad benadrukt dat de bewijslast voor bijstandbehoevendheid bij de aanvrager ligt en dat het college bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen op basis van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft ook geoordeeld dat de omstandigheden van het faillissement van de appellant niet vrijstelden van de verplichting om de gevraagde gegevens te overleggen.
De uitspraak bevestigt dat het college rechtmatig heeft gehandeld door de aanvraag niet in behandeling te nemen, aangezien de appellant niet heeft voldaan aan de informatieverplichtingen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.