ECLI:NL:CRVB:2019:141
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid van functies in het kader van de WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsongeschiktheid van appellante, die eerder een WGA-uitkering ontving. Appellante, die als unitmanager en intercedent werkte, is sinds 14 januari 2009 arbeidsongeschikt door diverse lichamelijke klachten. Na een herbeoordeling door het Uwv in 2015, werd vastgesteld dat zij per 7 september 2015 niet langer recht had op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Noord-Holland verklaarde haar beroep ongegrond. In hoger beroep handhaafde appellante haar standpunt dat haar klachten en beperkingen zijn onderschat en verzocht om benoeming van een onafhankelijke deskundige. De Raad oordeelde echter dat er geen reden was om te twijfelen aan de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv. De Raad onderschreef de conclusie dat er geen medische redenen zijn voor een urenbeperking en dat de geselecteerde functies voor appellante geschikt zijn. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de verzekeringsarts overtuigend had gemotiveerd dat de belastbaarheid van appellante niet was overschat. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak.