Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag voor een starterskrediet van € 8.000,- door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellant, die sinds 19 januari 2011 arbeids- en inkomensondersteuning ontvangt op basis van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong), had eerder twee aanvragen voor een starterskrediet ingediend, die beide door het Uwv waren afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het oordeel dat de appellant niet over de noodzakelijke persoonlijke vaardigheden beschikte om als zelfstandig ondernemer te functioneren, gezien zijn beperkingen en het ingediende bedrijfsplan.
De rechtbank Noord-Holland had eerder het beroep van de appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard, waarbij werd opgemerkt dat het Uwv beoordelingsvrijheid heeft bij de vraag of het starten van een bedrijf voor de appellant een reële optie is. De rechtbank oordeelde dat het Uwv gegronde redenen had om te twijfelen aan de geschiktheid van de appellant om een bedrijf te starten, en dat de appellant niet had aangetoond dat zijn medische situatie sinds de eerdere beoordelingen wezenlijk was verbeterd.
In hoger beroep herhaalde de appellant zijn standpunt dat hij in aanmerking had moeten komen voor het starterskrediet en betoogde dat de arbeidsdeskundigen van het Uwv niet de juiste maatstaf hadden aangelegd. De Raad oordeelde echter dat het Uwv in redelijkheid tot de conclusie kon komen dat het starten van een zelfstandig bedrijf voor de appellant geen reële optie was, gezien zijn beperkingen en het bedrijfsplan. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.