ECLI:NL:CRVB:2019:1314
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake beëindiging bijstandsverlening op basis van woonadresonderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant ontving bijstand op basis van de Participatiewet en had opgegeven te wonen op een specifiek uitkeringsadres. Naar aanleiding van een anonieme tip dat de appellant niet op het opgegeven adres woonde, heeft de gemeente Echt-Susteren een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek omvatte waarnemingen in de omgeving van het uitkeringsadres en gesprekken met de appellant en zijn vriendin. De bevindingen leidden tot de conclusie dat de appellant niet op het uitkeringsadres woonde, wat resulteerde in de intrekking van zijn bijstandsverlening.
De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen de intrekking ongegrond. In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat het huisbezoek onrechtmatig was en dat de onderzoeksbevindingen niet als bewijs mochten worden gebruikt. De Raad oordeelde echter dat er voldoende redelijke grond was voor het huisbezoek, gezien de eerdere waarnemingen en de inconsistenties in de verklaringen van de appellant. De Raad bevestigde dat de bewijslast bij de bijstandverlenende instantie ligt, maar dat de onderzoeksbevindingen voldoende waren om de conclusie van het college te ondersteunen dat de appellant niet op het uitkeringsadres woonde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.