ECLI:NL:CRVB:2019:1306
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verrekening van Ierse invaliditeitspensioen met WAO-uitkering en herziening van uitkeringshoogte
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die in Ierland en Nederland heeft gewerkt, ontving sinds 19 april 2001 een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Na een verzoek om herberekening van zijn WAO-uitkering in verband met zijn verzekeringsperiodes in Ierland, heeft het Uwv een Iers invaliditeitspensioen toegekend. Het Uwv heeft vervolgens een bedrag aan onterecht uitbetaalde WAO-uitkering teruggevorderd en de WAO-uitkering herzien. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit van het Uwv niet-ontvankelijk en het beroep tegen de herziening ongegrond.
In hoger beroep heeft de Raad geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv op goede gronden tot verrekening van het Ierse invaliditeitspensioen met de WAO-uitkering is overgegaan. De Raad heeft de berekening van de WAO-uitkering in overeenstemming met de Europese Verordening (EG) nr. 883/2004 beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv de Ierse uitkering in mindering mocht brengen op de WAO-uitkering. De Raad heeft de aangevallen uitspraak 1 vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, terwijl de aangevallen uitspraak 2 werd bevestigd. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van de appellant.