In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerder besluit van de rechtbank Noord-Holland. De appellante, werkzaam bij de politie, had te maken met een voorwaardelijk strafontslag dat haar was opgelegd door de korpschef wegens plichtsverzuim. Dit plichtsverzuim zou bestaan uit het niet voorkomen van aankondigingen van loonbeslag. De Raad oordeelde dat appellante, ondanks haar inspanningen en de omstandigheden waaronder zij verkeerde, niet kon worden verweten dat zij niet had voldaan aan haar verplichtingen. De Raad stelde vast dat appellante door haar echtgenoot werd belemmerd in het ontvangen van belangrijke post, wat leidde tot de loonbeslagen. De korpschef had de vooraankondigingen van loonbeslag ten onrechte als plichtsverzuim aangemerkt. Hierdoor was het besluit tot het verlenen van voorwaardelijk ontslag niet rechtsgeldig. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en de bestreden besluiten van de korpschef, en herstelde de situatie van appellante door de besluiten van 8 juni 2016 en 5 april 2017 te herroepen. Tevens werd de korpschef veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 4.096,- bedroegen.