ECLI:NL:CRVB:2017:3167
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Disciplinaire straf wegens plichtsverzuim van politieambtenaar met betrekking tot loonbeslagen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Noord-Holland. De appellante, een politieambtenaar, had een disciplinaire straf opgelegd gekregen van inhouding van 24 verlofuren wegens plichtsverzuim. Dit plichtsverzuim was vastgesteld omdat appellante niet had voorkomen dat er nieuwe loonbeslagen werden gelegd en zij onvoldoende inzicht had gegeven in haar financiële situatie. De korpschef en de rechtbank hadden deze gedragingen terecht als plichtsverzuim aangemerkt, en de opgelegde straf werd als evenredig aan de ernst van het plichtsverzuim beschouwd.
De appellante had in hoger beroep aangevoerd dat haar toenmalige echtgenoot post had zoekgemaakt en dat twee van de verkeersboetes onterecht waren. De Raad oordeelde echter dat appellante zelf verantwoordelijk was voor het adequaat regelen van haar financiën en het voorkomen van nieuwe loonbeslagen. Ondanks eerdere waarschuwingen had zij geen maatregelen getroffen, wat leidde tot de conclusie dat het plichtsverzuim toerekenbaar was. De Raad bevestigde de beslissing van de rechtbank en oordeelde dat de opgelegde disciplinaire straf niet onevenredig was, gezien de hoge integriteitseisen die aan politieambtenaren worden gesteld.
De uitspraak benadrukt het belang van transparantie in financiële zaken voor politieambtenaren en de consequenties van plichtsverzuim in deze context. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.