Uitspraak
16.6730 WIA
15 september 2016, 15/6176 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) waarin werd vastgesteld dat zij geen recht meer had op een WGA-loonaanvullingsuitkering. Appellante, die eerder als verkoopmedewerkster werkte, was sinds 2006 uitgevallen wegens psychische klachten. Het Uwv had vastgesteld dat zij vanaf 1 september 2008 recht had op een loongerelateerde WIA-uitkering, die later werd omgezet in een WGA-vervolguitkering. Na een herbeoordeling in 2015 concludeerde het Uwv dat appellante per 21 maart 2015 geen recht meer had op de uitkering, omdat haar mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. Appellante ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank Gelderland verklaarde het beroep ongegrond, hoewel de rechtbank de medische grondslag van het besluit ter discussie stelde. In hoger beroep herhaalde appellante haar bezwaren, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van appellante, met uitzondering van het item frequent buigen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de mate van arbeidsongeschiktheid correct was vastgesteld op minder dan 35%. De uitspraak werd openbaar gedaan op 14 januari 2019.