ECLI:NL:CRVB:2019:1193
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor geselecteerde functies na ziekte
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant. Appellant, die als steigerbouwer werkte, had zich op 20 maart 2015 ziek gemeld. Het Uwv had vastgesteld dat appellant per 18 maart 2016 in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen, wat leidde tot de beëindiging van zijn ziekengeld per 3 juni 2016. Appellant heeft tegen deze beslissing bezwaar gemaakt, maar de rechtbank Rotterdam heeft zijn beroep ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant betoogd dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat zijn beperkingen niet goed waren ingeschat. Hij stelde ook dat de geselecteerde functies niet geschikt voor hem waren, omdat hij niet voldeed aan de opleidingseisen. De Raad heeft echter geoordeeld dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellant, en dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellant per 18 maart 2016 in staat was om ten minste 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en het hoger beroep van appellant is afgewezen.