ECLI:NL:CRVB:2019:1176
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning studiefinanciering en cohortgarantie in hoger onderwijs
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van studiefinanciering aan appellante, die zich in 2014 had aangemeld voor een opleiding. Appellante had in april 2014 studiefinanciering aangevraagd, welke was toegekend met als ingangsdatum 1 oktober 2014. Echter, zij heeft zich begin september 2014 laten uitschrijven en haar aanvraag voor studiefinanciering beëindigd, waardoor zij geen recht had op de financiering. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap had haar aanvraag voor studiefinanciering in 2015 afgewezen, omdat appellante niet onder de cohortgarantie viel die per 1 september 2015 was ingevoerd met de Wet studievoorschot hoger onderwijs.
De rechtbank Gelderland had het beroep van appellante tegen het besluit van de minister ongegrond verklaard, waarop appellante in hoger beroep ging. In hoger beroep betoogde appellante dat zij ten onrechte niet onder de cohortgarantie viel en dat zij gediscrimineerd werd op basis van haar leeftijd. De Raad overwoog dat de wetgeving bepaalt dat voor studiefinanciering de situatie op de eerste dag van de kalendermaand bepalend is. Aangezien appellante haar opleiding had beëindigd voordat zij recht had op studiefinanciering, voldeed zij niet aan de voorwaarden voor de cohortgarantie.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante niet kon worden vergeleken met andere studenten die wel aan de voorwaarden voldeden. De Raad concludeerde dat de minister de aanvraag van appellante terecht had afgewezen en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.