ECLI:NL:CRVB:2019:1118
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand na niet verschijnen op oproep en niet inleveren van gevraagde gegevens
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 26 juni 2017 een eerder besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft bekrachtigd. Appellant ontving bijstand op basis van de Participatiewet (PW) en werd door het college uitgenodigd voor een gesprek om gegevens te verstrekken die noodzakelijk waren voor een rechtmatigheidsonderzoek. Appellant is echter niet verschenen op de uitnodiging en heeft ook niet de gevraagde gegevens ingeleverd. Het college heeft daarop de bijstand van appellant opgeschort en later ingetrokken.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 26 maart 2019 uitspraak gedaan in deze zaak. De Raad oordeelt dat appellant niet heeft voldaan aan de verplichting om de gevraagde gegevens binnen de gestelde termijn te verstrekken. Appellant heeft aangevoerd dat het college hem op een andere manier had moeten oproepen, gezien zijn gezondheidssituatie. De Raad oordeelt echter dat het college niet verplicht was om appellant op een andere wijze te benaderen, aangezien de schriftelijke uitnodiging voldoende was. Ook de argumenten van appellant over zijn gezondheid en tijdelijke verblijfplaats bij zijn dochter worden niet gehonoreerd, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat was om de gevraagde gegevens te verstrekken.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien de Raad geen proceskosten heeft vastgesteld die voor vergoeding in aanmerking komen.