ECLI:NL:CRVB:2019:1078
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens vermeende werkzaamheden als snorder
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellanten door het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD) Bollenstreek. Appellanten ontvangen sinds 2 september 2009 bijstand op grond van de Participatiewet (PW). In januari 2016 heeft het dagelijks bestuur een heronderzoek ingesteld, waarbij bankafschriften zijn opgevraagd. Hieruit bleek dat er stortingen op de rekening van appellanten waren, wat leidde tot vragen over hun inkomsten. Het dagelijks bestuur heeft vervolgens de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken en een bedrag van € 101.094,79 teruggevorderd, omdat zij meenden dat appellanten als snorder werkzaam waren en hun inlichtingenverplichting hadden geschonden.
Appellanten hebben tegen deze besluiten bezwaar gemaakt, maar de rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard. In hoger beroep hebben appellanten zich verzet tegen deze uitspraak, onder andere door een arrest van het gerechtshof Den Haag over te leggen, waarin appellant was vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit van het niet tijdig verstrekken van gegevens over zijn werkzaamheden als snorder.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het dagelijks bestuur niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de stelling dat appellant in de te beoordelen periode als snorder heeft gewerkt. De informatie van de politie was niet specifiek genoeg en er waren geen processen-verbaal opgemaakt. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd en de beroepen gegrond verklaard. Het dagelijks bestuur moet nieuwe beslissingen op bezwaar nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met deze uitspraak. Tevens is het dagelijks bestuur veroordeeld in de proceskosten van appellanten.