Uitspraak
OVERWEGINGEN
.Hieraan ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een IVA-uitkering aan een werkneemster die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. De werkneemster, geboren in 1980, was werkzaam als managementassistente en is sinds 26 mei 2009 uitgevallen voor haar werk. Aanvankelijk ontving zij een loongerelateerde WGA-uitkering, maar na verloop van tijd werd haar een WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend. Het Uwv had in een eerder besluit bepaald dat deze uitkering ongewijzigd zou worden voortgezet, maar dit besluit werd door de werkneemster bestreden.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van de werkneemster tegen het besluit van het Uwv ongegrond. De werkneemster stelde dat het Uwv ten onrechte had geoordeeld dat zij niet duurzaam volledig arbeidsongeschikt was. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak opnieuw beoordeeld. De Raad oordeelde dat het Uwv onvoldoende had onderbouwd dat er een kans op herstel was en dat de werkneemster recht had op een IVA-uitkering in plaats van een WGA-uitkering. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en het besluit van het Uwv, en herstelde de toekenning van de IVA-uitkering met terugwerkende kracht.
De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet de juiste stappen had gevolgd in het beoordelingskader voor de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid. De Raad concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren voor de stelling dat de werkneemster op lange termijn een kans op herstel had. De Raad veroordeelde het Uwv tot vergoeding van de proceskosten van de werkneemster, die in totaal € 3.359,46 bedroegen, en bepaalde dat het Uwv het griffierecht moest vergoeden.