ECLI:NL:CRVB:2019:1011

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 maart 2019
Publicatiedatum
27 maart 2019
Zaaknummer
17-7911 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van het college tot buiten behandeling laten van een aanvraag om bijstand op grond van niet ingeleverde gegevens

Op 2 november 2016 heeft appellant een aanvraag ingediend voor bijstand op basis van de Participatiewet. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft appellant op 4 november 2016 verzocht om aanvullende gegevens te verstrekken, met de waarschuwing dat het niet tijdig aanleveren van deze gegevens zou leiden tot buiten behandelingstelling van de aanvraag. Appellant heeft op 21 november 2016 enkele documenten ingediend, maar niet alle gevraagde informatie. Het college heeft vervolgens op 5 december 2016 de aanvraag buiten behandeling gesteld, wat later door de rechtbank Den Haag werd bevestigd in een uitspraak van 6 november 2017. Appellant ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellant niet voldoende gegevens had verstrekt om zijn recht op bijstand te kunnen beoordelen en dat het college terecht gebruik had gemaakt van zijn bevoegdheid om de aanvraag buiten behandeling te stellen. De Raad concludeerde dat de gronden van appellant in hoger beroep niet slaagden en bevestigde de eerdere uitspraak zonder veroordeling in proceskosten.

Uitspraak

17/7911 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Datum uitspraak: 26 maart 2019
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
6 november 2017, 17/2966 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. L. Kuijper, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 31 oktober 2018 heeft mr. T. Harmankaya, advocaat, zich als opvolgend gemachtigde gesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Aan partijen is meegedeeld dat het vooronderzoek is afgerond. Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht (nader) ter zitting te worden gehoord, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant heeft op 2 november 2016 een aanvraag ingediend om bijstand ingevolge de Participatiewet naar de norm voor gehuwden.
1.2.
Ter beoordeling van de aanvraag heeft het college bij brief van 4 november 2016
verzocht om uiterlijk 18 november 2016 nader genoemde gegevens te verstrekken. Het gaat onder andere om het huurcontract, bankafschriften of stortingsbewijzen van huurbetalingen van de laatste tien maanden, bankafschriften of stortingsbewijzen van de laatste maand van de energierekening van het woonadres, de loonoverzichten van de huidige werkgever van appellant van 1 augustus 2015 tot en met 4 november 2016, een verklaring waarin wordt uitgelegd waarvan appellant heeft geleefd van 1 augustus 2015 tot en met 4 november 2016 met daarbij uitleg hoe de vaste kosten zijn betaald, bewijsstukken van leningen, afschriften per maand van alle buitenlandse betaal- en spaarrekeningen van 1 augustus 2015 tot en met 4 november 2016 en alle gegevens over spaartegoeden, beleggingen, huis in eigendom en ander vermogen. In de brief heeft het college appellant erop gewezen dat het op tijd inleveren van de gevraagde gegevens buitenbehandelingstelling van de aanvraag voorkomt.
1.3.
Appellant heeft op 21 november 2016 een aantal stukken overgelegd, waaronder loonoverzichten van werkgever [werkgever 1] van 1 augustus 2015 tot en met
31 oktober 2016 en van werkgever [werkgever 2] van 1 oktober 2015 tot en met 29 februari 2016, een schriftelijke verklaring over de betaling van de vaste lasten en bankafschriften van een Rabobankrekening. In een rapport van 5 december 2016 heeft een medewerker van de afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de gemeente Den Haag vastgesteld dat onder meer ontbreken het huurcontract, bewijsstukken van de betalingen van de huur en van de energienota van de woning, afschriften van buitenlandse bankrekeningen, bewijsstukken van leningen, bewijsstukken die de schriftelijke verklaring van appellant ondersteunen, de complete loonoverzichten van [werkgever 2] en gegevens over vermogen.
1.4.
Bij besluit van 5 december 2016, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 20 maart 2017 (bestreden besluit), heeft het college met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de aanvraag van appellant buiten behandeling gesteld op de grond dat appellant de bij de brief van 4 november 2016 gevraagde, voor de beoordeling van zijn aanvraag noodzakelijke gegevens niet uiterlijk 18 november 2016 heeft verstrekt.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank het volgende overwogen. Een aanvrager moet in het algemeen de feiten en omstandigheden aannemelijk maken die nopen tot inwilliging van die aanvraag. Voor de beoordeling of de aanvrager verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden, is de financiële situatie van de aanvrager een essentieel gegeven. Het bijstandverlenend orgaan is in het kader van het onderzoek naar het recht op bijstand ook bevoegd om gegevens te vragen over de financiële situatie in de periode die voorafgaan aan de datum met ingang waarvan bijstand wordt gevraagd (zie de uitspraak van 19 maart 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ4879). Naar het oordeel van de rechtbank is de onder 1.3 vermelde niet-verschafte informatie noodzakelijk voor de beoordeling van het recht op bijstand. Appellant is voldoende in de gelegenheid gesteld om de gevraagde informatie te geven, nu het college hem bij brief van 4 november 2016 daartoe een termijn heeft gesteld. Daarbij is appellant te kennen gegeven dat hij kon verzoeken om verlenging van de termijn als hij meer tijd nodig had om de gevraagde informatie aan te leveren. Om een dergelijke verlenging is niet gevraagd. Dat appellant een aantal stukken niet heeft ingeleverd en geen nadere informatie heeft verschaft dan wel geen verklaring heeft gegeven, komt dan ook van zijn rekening en risico. Het college heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat appellant onvoldoende gegevens heeft verstrekt om het recht op bijstand te kunnen beoordelen. Dit betekent dat het college bevoegd was om de aanvraag van 2 november 2016 met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb buiten behandeling te stellen. De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat het college van deze bevoegdheid niet in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken.
3. In hoger beroep heeft appellant zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellant heeft aangevoerd dat hij alle benodigde gegevens voor de beoordeling van het recht op bijstand heeft verstrekt en dat de informatie die niet aangeleverd is, niet relevant is.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De gronden die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd zijn een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Appellant heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van de betrokken gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig is. De Raad kan zich geheel vinden in het oordeel van de rechtbank en in de overwegingen, zoals onder 2 weergegeven, waarop dat oordeel rust.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman, in tegenwoordigheid van J. Tuit als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2019.
(getekend) J.J.A. Kooijman
(getekend) J. Tuit
md