ECLI:NL:CRVB:2019:1
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en geschiktheid van geselecteerde functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die lijdt aan de ziekte van Graves. Appellant had zich op 13 augustus 2013 ziek gemeld en vroeg op 7 mei 2015 een WIA-uitkering aan. De verzekeringsarts concludeerde dat zijn schildklier normaal functioneerde en dat hij met de vastgestelde beperkingen in staat was om meer dan 65% van zijn oude loon te verdienen. Het Uwv weigerde de uitkering omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht.
Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Gelderland verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de onderzoeken van de verzekeringsartsen zorgvuldig waren en dat er geen reden was om te twijfelen aan hun conclusies. Appellant herhaalde in hoger beroep zijn klachten over vermoeidheid en andere symptomen, maar de Raad oordeelde dat de medische onderbouwing voor zijn standpunt ontbrak. De Raad bevestigde dat de verzekeringsartsen voldoende gemotiveerd hadden waarom de geselecteerde functies geschikt waren voor appellant, ondanks zijn klachten.
De Raad concludeerde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellant per 11 augustus 2015 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat hij voor minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.