ECLI:NL:CRVB:2018:939
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag langdurige zorg op basis van somatische en zintuiglijke grondslagen zonder noodzaak voor permanent toezicht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Overijssel. De appellante, geboren in 1952, had een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), welke door het CIZ was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op een medisch advies dat concludeerde dat er geen noodzaak was voor permanent toezicht of 24 uur zorg in de nabijheid, omdat de somatische en zintuiglijke grondslagen van appellante niet daartoe leidden. De medisch adviseur van CIZ had vastgesteld dat appellante lijdt aan lichamelijke en psychische klachten, maar geen aanwijzingen voor dementie of een andere psychogeriatrische aandoening kon vinden. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.
Tijdens de zitting op 14 februari 2018 heeft appellante nieuwe medische informatie overgelegd, waaronder een brief van een neuroloog en een assessment van een verpleegkundige. De Raad heeft echter geoordeeld dat de eerdere medische adviezen zorgvuldig tot stand waren gekomen en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van het CIZ. De Raad concludeerde dat de cognitieve beperkingen van appellante niet konden worden toegeschreven aan dementie, en dat de somatische en zintuiglijke problematiek geen psychogeriatrische grondslag rechtvaardigde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.