Uitspraak
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van betrokkene, die een overbruggingstoelage had aangevraagd na een overgang naar een functie in een lagere rang binnen de krijgsmacht. Betrokkene was van 1986 tot 1997 beroepsmilitair en had daarna een aanstelling als reservist. In 2005 werd hij aangesteld als reservist in een lagere rang, wat leidde tot een lager salaris. Betrokkene verzocht om een overbruggingstoelage, maar deze werd afgewezen omdat de Raad oordeelde dat er geen sprake was van een overgang naar een functie binnen dezelfde rang, zoals vereist volgens artikel 9 van het Inkomstenbesluit militairen (IBM). De rechtbank had eerder het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad benadrukte dat de voorwaarden voor de overbruggingstoelage niet waren vervuld, aangezien de rangverlaging vrijwillig was en niet het gevolg van een wijziging binnen dezelfde aanstelling. De Raad concludeerde dat de uitleg van de regelgeving niet in het voordeel van betrokkene was en dat de aangevallen uitspraak terecht was.