ECLI:NL:CRVB:2018:902
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van Wajong-uitkering en toeslag na schending inlichtingenplicht
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van de Wajong-uitkering en toeslag van appellante, die sinds 1 maart 1998 een uitkering ontving op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft een onderzoek ingesteld naar de inkomsten van appellante, waaruit bleek dat zij werkzaamheden verrichtte zonder deze te melden, wat leidde tot de conclusie dat zij de inlichtingenplicht had geschonden. Het Uwv heeft daarop de uitkering en toeslag per 1 juli 2011 ingetrokken en een bedrag van € 54.659,62 teruggevorderd. Appellante heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door de rechtbank Gelderland. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij onder bewind stond en dat haar bewindvoerder haar had verteld dat zij de bijverdiensten niet hoefde door te geven. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv voldoende zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat appellante gehouden kan worden aan haar verklaring van 26 mei 2014. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. De beslissing van de Raad is openbaar uitgesproken op 21 maart 2018.