ECLI:NL:CRVB:2018:890
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering wegens niet-wonen op opgegeven adres
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, zonder vaste woon- of verblijfplaats, had een aanvraag voor bijstand ingevolge de Participatiewet ingediend, waarbij hij aangaf te wonen op een specifiek adres. Echter, na onderzoek door de Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug bleek dat de appellant niet op het opgegeven adres woonde. De handhaver voerde verschillende controles uit, waaronder huisbezoeken, en concludeerde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij op het opgegeven adres zijn hoofdverblijf had. De aanvraag werd afgewezen op basis van deze bevindingen, wat door de rechtbank werd bevestigd.
In hoger beroep herhaalde de appellant zijn argumenten, waaronder dat hij door psychische problemen niet in staat was om regelmatig op het opgegeven adres aanwezig te zijn. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank de argumenten van de appellant adequaat had behandeld en dat de onderzoeksbevindingen voldoende waren om de afwijzing van de aanvraag te rechtvaardigen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De uitspraak benadrukt het belang van het kunnen aantonen van een hoofdverblijf op het opgegeven adres voor het verkrijgen van bijstand.