ECLI:NL:CRVB:2018:865

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 maart 2018
Publicatiedatum
22 maart 2018
Zaaknummer
16/6333 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de kostendelersnorm op AIO-uitkering en discriminatie naar land van herkomst

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die een uitkering ontvangt op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) en een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) op grond van de Participatiewet (PW), heeft bezwaar gemaakt tegen de toepassing van de kostendelersnorm door de Sociale Verzekeringsbank (Svb). Deze norm werd per 1 juli 2015 ingevoerd en houdt in dat de AIO-aanvulling wordt aangepast op basis van de woonsituatie van de aanvrager. Appellante woont bij haar meerderjarige zoon en schoondochter en heeft gegevens over haar woonsituatie verstrekt aan de Svb. De Svb heeft vervolgens de kostendelersnorm toegepast, wat leidde tot een lagere AIO-aanvulling voor appellante.

De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de toepassing van de kostendelersnorm leidt tot discriminatie op basis van haar land van herkomst, omdat zij niet haar hele leven in Nederland heeft gewoond. De Raad heeft deze beroepsgrond verworpen, omdat de PW geen onderscheid maakt op basis van land van herkomst. De kostendelersnorm is ook van toepassing op personen die hun hele leven in Nederland hebben gewoond. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

16.6333 PW

Datum uitspraak: 20 maart 2018
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
19 september 2016, 16/695 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J. van den Ende, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 6 februari 2018, waar partijen, met bericht, niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante ontvangt een uitkering ingevolge de Algemene ouderdomswet (AOW) en een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) op grond van de Participatiewet (PW). Met betrekking tot de toepassing van de kostendelersnorm, per 1 juli 2015, heeft appellante op verzoek van de Svb gegevens verstrekt over haar woonsituatie. Uit die gegevens blijkt dat appellante bij haar meerderjarige zoon en schoondochter inwoont.
1.2.
Bij besluit van 10 juni 2015, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 29 december 2015 (bestreden besluit), heeft de Svb met ingang van 1 juli 2015 de kostendelersnorm op appellante toegepast en de AIO-aanvulling dienovereenkomstig nader vastgesteld.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellante zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat door de toepassing van de kostendelersnorm op de AIO-aanvulling sprake is van discriminatie naar land van herkomst, aangezien appellante niet haar hele leven in Nederland heeft gewoond. Hierdoor krijgt zij geen volledige AOW-uitkering en heeft zij een AIO-aanvulling nodig waarop de kostendelersnorm wordt toegepast. Had appellante wel haar hele leven in Nederland gewoond, dan had zij een volledige AOW-uitkering ontvangen.
4.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. In de PW wordt geen onderscheid gemaakt naar land van herkomst als door appellante betoogd. De kostendelersnorm ingevolge artikel 22a van de PW is immers ook van toepassing op personen die wel hun hele leven in Nederland hebben gewoond. De vraag of het verschil in behandeling bij toepassing van de AOW, welk verschil vervolgens leidt tot een AIO-aanvulling, gerechtvaardigd is, staat in het kader van de PW niet ter behandeling (vergelijk de uitspraak van 26 september 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3291). Voor zover appellante beoogt een beroep te doen op de omstandigheid dat in de AOW de kostendelersnorm niet wordt toegepast en in de PW wel, wordt hier volstaan met een verwijzing naar de uitspraak van 4 april 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1254.
4.3.
Uit 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal daarom worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen als voorzitter, in tegenwoordigheid van
L.V. van Donk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2018.
(getekend) P.W. van Straalen
(getekend) L.V. van Donk

HD