ECLI:NL:CRVB:2018:8
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet melden van samenwoning
Op 2 januari 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand van appellante, die sinds 1 mei 2009 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand. De intrekking was gebaseerd op het niet melden van een gezamenlijke huishouding met W, die op het uitkeringsadres verbleef. Het college van burgemeester en wethouders van Ouder-Amstel had na een onderzoek door de sociale rechercheur van de gemeente Amsterdam vastgesteld dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de verklaringen die zij en W hebben afgelegd onder grote psychische druk tot stand zijn gekomen en dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat W zijn hoofdverblijf op het uitkeringsadres had. De Raad heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van appellante en W, die ondertekend zijn, als bewijs kunnen dienen. De getuigenverklaringen van omwonenden ondersteunden het standpunt van het college dat W vanaf 1 mei 2010 op het uitkeringsadres woonde. De Raad concludeert dat het college terecht de bijstand heeft ingetrokken en de terugvordering heeft gehandhaafd.
De uitspraak bevestigt dat de intrekking van bijstand een belastend besluit is en dat het aan het bijstandverlenend orgaan is om de nodige kennis over relevante feiten te vergaren. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.