In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), was ontslagen wegens zeer ernstig plichtsverzuim. Dit plichtsverzuim bestond uit het hebben van een andere dan een werkrelatie met (ex-)justitiabelen, het niet melden van deze relatie aan zijn leidinggevende, en het niet melden van zijn presidentschap van een motorclub die als een Outlaw Motorcycle Gang (OMG) kan worden aangemerkt. De minister van Justitie en Veiligheid had op 18 juni 2015 het ontslag opgelegd, wat door de rechtbank werd bevestigd. De Raad oordeelde dat de opgelegde maatregel van ontslag niet onevenredig was aan de aard en ernst van het gepleegde plichtsverzuim. De Raad benadrukte dat voor medewerkers van de DJI hoge eisen van integriteit en betrouwbaarheid gelden, vooral met het oog op de veiligheid binnen de organisatie. De Raad concludeerde dat het plichtsverzuim toerekenbaar was aan de appellant en dat de minister bevoegd was om een disciplinaire maatregel op te leggen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.