ECLI:NL:CRVB:2018:764
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsaanvraag en huuropbrengsten
In deze zaak heeft appellante, eigenaar van een woning, hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor bijstand op grond van de Participatiewet (PW). De aanvraag werd afgewezen omdat de huuropbrengsten van de woning boven de voor haar geldende bijstandsnorm lagen. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waaronder de afspraken tussen appellante en haar voormalige partner over de huuropbrengsten. De Raad oordeelde dat appellante redelijkerwijs kon beschikken over de huuropbrengsten, ondanks dat deze op de rekening van haar voormalige partner werden gestort. De Raad concludeerde dat de stellingen van appellante niet voldoende waren onderbouwd en dat er geen reden was om de huuropbrengsten niet mee te tellen bij de beoordeling van haar recht op bijstand. De uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant werd bevestigd, en het hoger beroep van appellante werd afgewezen.