ECLI:NL:CRVB:2016:4632
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Inkomsten uit verhuur in mindering brengen op bijstand; hypotheeklasten en verwervingskosten
Op 6 december 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De zaak betreft de vraag of inkomsten uit verhuur van een eigen woning in mindering kunnen worden gebracht op de bijstandsverlening op grond van de Participatiewet (PW). Appellant had bijstand aangevraagd en verhuurde zijn woning, terwijl hij zelf bij zijn moeder woonde. Het college had de bijstand toegekend, maar verrekende de huuropbrengsten met de bijstand. Appellant was het hier niet mee eens en stelde dat de hypothecaire lasten hoger waren dan de waarde van de woning, waardoor hij in feite geen vermogensvorming had. Hij voerde aan dat de wet geen ruimte biedt voor het in mindering brengen van hypotheeklasten op de huuropbrengsten en dat dit in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol (EP) van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarop hij in hoger beroep ging.
De Raad overwoog dat de PW bepaalt dat alle vermogens- en inkomensbestanddelen in aanmerking worden genomen. De Raad concludeerde dat appellant redelijkerwijs kon beschikken over de huuropbrengsten en dat er geen grondslag was voor het in mindering brengen van hypotheeklasten. De Raad bevestigde dat het recht op eigendom niet betekent dat men recht heeft op een uitkering van een bepaalde hoogte. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.